Thierry, schud je nationalistische veren af

Thierry, schud je nationalistische veren af
01/12/2019 Karel Beckman

Forum voor Democratie (FvD) ontpopt zich helaas steeds meer als een conservatieve, niet als een liberale, partij. Dat is niet zo vreemd voor wie Thierry Baudets belangrijkste boek, De aanval op de natiestaat (2012), heeft gelezen. Baudet toont zich hierin een onversneden nationalist.

Baudets boek, “De aanval op de natiestaat”, beoogt een pleidooi te zijn voor het behoud van de “democratische rechtsstaat”, maar voor Baudet is recht duidelijk ondergeschikt aan de staat. Er bestaat voor hem geen recht buiten de staat om – geen universele, fundamentele rechten van het individu.

Zo schrijft hij:

“… staten (zijn) zelden onverschillig gebleven ten aanzien van de levensstijl op hun grondgebied. Dit heeft ook consequenties voor de rechtsstaat. Recht veronderstelt de keuze voor een specifieke wetgeving, een specifieke uitleg van regels, voor bepaalde waarden en een bepaalde houding tegenover gewetensvrijheid en vrijheid van meningsuiting, redelijkheid en billijkheid, betrekkingen tussen mannen en vrouwen, de meest passende straf voor misdaden, enzovoort. Als een staat een ‘rechtsstaat’ in stand houdt, dan betreft dat dus altijd een specifiek stelsel van wetgeving – en dan is het vanzelfsprekend de bedoeling dat de burgers deze wet kunnen aanvaarden als de hunne: waarmee een nationalistische premisse inherent is aan de hele gedachte van rechtsstatelijkheid.” (p. 333)

Dit argument is waarschijnlijk bedoeld om het gevaar van de islam en islamitisch recht te bezweren (moslims hebben immers een heel andere kijk op “betrekkingen tussen mannen en vrouwen” en “de meest passende straf voor misdaden”), maar Baudet zet hiermee de deur open voor machtswillekeur van alle staten puur op grond van nationalistische gevoelens. Zijn redenatie is bijvoorbeeld exact van toepassing over hoe in een land als Rusland wordt geredeneerd over homo’s: het idee dat homo’s gelijke rechten zouden hebben, wordt verworpen omdat hun “levensstijl” niet aansluit bij wat de burgers bereid zijn om aan andersgezindheid te “aanvaarden”. Homo’s kunnen zich in deze visie niet beroepen op universele mensenrechten: die zijn ondergeschikt gemaakt aan de “specifieke uitleg van regels, voor bepaalde waarden”, waar in Rusland voor is gekozen.

Dezelfde “nationalistische premisse” zie je terug in Baudets aanval op “supranationale” organisaties. Hij bestrijdt deze niet omdat ze de rechten van mensen zouden schenden, maar simpelweg omdat ze functioneren  buiten de kaders van de democratische natiestaat. Dat leidt tot tamelijk griezelige conclusies.

Neem zijn visie op het Internationaal Strafhof (ICC). Deze “supranationale” instelling vervolgt oorlogsmisdaden, bijvoorbeeld “het opzettelijk toebrengen van ernstig lijden of ernstige schade aan lichaam of gezondheid”, of “het aanvallen, bombarderen of beschieten … van onverdedigde gebouwen die geen militaire doelen vormen”.

Wat is daar in principe mis mee, zou je zeggen. Maar Baudet vindt dergelijke vervolging een slechte zaak. Hij noemt het voorbeeld van het Amerikaanse bombardement op een fabriek voor geneesmiddelen in Soedan in 1998, als vergelding voor bomaanslagen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania. Hoewel Baudet erkent dat de Amerikanen nooit bewijs hebben geleverd dat de fabriek (de “belangrijkste bron van geneesmiddelen” voor Soedan) een rol speelde in de productie van chemische wapens, en er bij het bombardement “enkele tienduizenden doden” vielen, “meer dan (bij) Srebrenica,” is het voor hem ondenkbaar dat Amerikaanse regeringsleiders zich voor een dergelijke barbaarse daad zouden moeten verantwoorden. Dat zou betekenen dat “de VS gevraagd kunnen worden zijn aanwijzingen prijs te geven dat de fabriek een militair doel was … De CIA en het Pentagon zouden hun bronnen openbaar moeten maken…. Dit is een situatie die geen enkele machtige staat ooit zou aanvaarden.” (p. 149-151)

Might makes right, in Baudets visie. Omdat de VS een “democratische rechtsstaat” zijn, staan ze blijkbaar boven de wet en mogen ze overal in de wereld bombardementen en drone-aanvallen uitvoeren, waarbij duizenden doden vallen.

Tribaal en religieus

Baudet heeft niet alleen iets tegen “supranationale” organisaties, maar tegen alle politieke organisaties, zoals “tribale” en religieuze groepen, die zich niet volledig wensen te conformeren aan de regels van de natiestaat.

Omdat mensen vaak “loyaliteiten” ervaren die “in eerste instantie tribaal en religieus” van aard zijn, is het volgens Baudet “uiterst moeilijk (…) gebleken een politiek bestel in te richten waarin minderheden worden geaccepteerd en waarin niet voortdurend een burgeroorlog dreigt: waarin democratische instituties er kortom in slaagden te spreken voor het geheel. Verrassend is dat niet. Bij situaties waarin dit soort niet-nationale loyaliteiten de overhand hebben, staat het individu voortdurend onder druk van tribale of religieuze gebruiken. Sterke druk van stam of godsdienst dreigt de wetten van de staat te eroderen. Zonder nationale loyaliteit neigt de vrije markt naar gildenmonopolies en nepotistische gunstenverlening. Politiek en rechtspraak zullen voortdurend in hun functioneren worden aangetast en ondermijnd door het corrupte gedrag van ambtenaren voor wie de morele codes van stam of religie zwaarder wegen dan die van de staat.” (p. 321)

“Tribale” of “religieuze” loyaliteiten zijn dus volgens Baudet de bron van oorlogen en corruptie, nationale loyaliteiten leiden tot democratie en recht. Je vraagt je af waar hij zijn historische kennis vandaan heeft. Alsof de natiestaat nooit een bron is geweest van monopolies, nepotisme, oorlog en onderdrukking!

Als de “westerse beschaving”  iets (positiefs) inhoudt, dan is dat het universele ideaal van vrijheid en gelijke rechten, niet de culturele of historische tradities van Frankrijk of welk ander westers land dan ook

Baudet doet er zelfs nog een schepje bovenop. Hij schrijft: “Ook in West-Europa is eeuwenlang sprake geweest van klassenjustitie en van de dominantie van religieuze nationaliteit boven nationale. Joden bleven tot diep in de 19e eeuw verstoken van burgerrechten…. Sociale uitsluiting op grond van ras bleef in grote delen van de Verenigde Staten tot diep in de jaren zestig nog een serieus probleem. De ontwikkeling en opbloei van de ingebeelde, territoriale loyaliteit was een prestatie van formaat, bevochten op stam en religie die aan ons allen bleven trekken.” (p. 322)

Met andere woorden, Joden en zwarten hebben hun emancipatie te danken aan de opbloei van de natiestaat, volgens Baudet. Alsof diezelfde natiestaat niet eeuwenlang het instrument is geweest van onderdrukking en discriminatie van zwarten, Joden en andere minderheden. Alsof nationale loyaliteit niet op zijn beurt een bron kan zijn van vervolging en discriminatie van degenen die niet tot de natie behoren. Wie maakten zich ook alweer schuldig aan imperialisme, kolonialisme en grootscheepse slavenhandel? Wie begonnen ook alweer de eerste en tweede Wereldoorlog?

Wat Baudet blijkbaar niet inziet is dat Joden, zwarten en andere vervolgde minderheden in werkelijkheid hun verbeterde positie juist te danken hebben aan iets dat uitstijgt boven zowel nationale als tribale of religieuze loyaliteiten, namelijk de notie dat ieder mens een uniek individu is en dat alle mensen, ongeacht nationaliteit, ras, geloof, en dergelijke, gelijke rechten hebben. Het is dit liberale ideaal dat sommige (lang niet alle) natiestaten ertoe heeft gebracht de rechten van Joden, zwarten, en dergelijke, te verbeteren of zelfs volledig te respecteren.

De Middeleeuwen

Helaas, het lijkt erop dat Baudet, hoewel hij waarschijnlijk door de meeste mensen zal worden geassocieerd met “liberale” ideeën, geen notie heeft van wat klassiek liberalisme (of libertarisme) inhoudt of van de natuurrechtelijke traditie in het westerse denken.

Zo deelt hij regelmatig sneren uit naar “de Middeleeuwen”, volgens hem een achterlijke tijd, waarin verschillende rechtssystemen naast elkaar bestonden (van de kerk, de koning, de adel, de steden, de handelaren). Dit leidde volgens hem tot rechtsongelijkheid, waaraan pas door de overwinning van de natiestaat een einde is gemaakt. Hij heeft blijkbaar nooit gehoord van de toch vrij gangbare theorie dat het juist de politieke fragmentatie was in het middeleeuwse Europa – het feit dat er geen allesoverheersende staat bestond – die ertoe leidde dat hier burgers een unieke mate van vrijheid en “rechten” verwierven.

Hij lijkt ook niet te beseffen dat de Christelijke Middeleeuwen niet alleen de bron waren van feodalisme, maar, dankzij Katholieke denkers, ook van het idee van het natuurrecht, het idee dat ieder mens voor God gelijk is en onvervreemdbare rechten heeft. Dit idee lag weer aan de basis van het liberalisme dat in de 17e en 18e eeuw opgeld deed. Met andere woorden, het liberale Verlichtingsdenken bouwde voort op dit “Middeleeuwse”, Katholieke ideaal. Het was zeker geen uitvloeisel, zoals Baudet suggereert, van de natiestaten in de 16e eeuw. Integendeel, de liberale revolutie, waaraan wij onze vrijheid te danken hebben, was een reactie op de macht van de toenmalige natiestaten.

Baudet schijnt ook te denken dat de liberale, natuurrechtelijke traditie wortelt in de notie van het sociaal contract (zie p. 296 van zijn boek), twee totaal andere begrippen. Hij ontwaart een rechtstreekse lijn in het denken van Hobbes naar Locke, Rousseau en Kant, uitmondend bij de Amerikaanse 20e eeuwse filosoof John Rawls, die zich allemaal baseerden op het idee van een sociaal contract. Rawls formuleerde uiteindelijk, in de woorden van Baudet, een “universeel systeem van rechtvaardigheid”, dat “op dit moment verreweg de belangrijkste filosofie over de staat (is) die onderwezen wordt op scholen en in academische curricula.”

Baudet betreurt dit sociaal-contract-denken, omdat het volgens hem te abstract is en te weinig rekening houdt met nationalistische emoties. Hij schrijft dat “het in de ogen van velen onmogelijk is geworden om zich een voorstelling te maken van legitieme statelijkheid en rechtvaardige politieke verhoudingen anders dan in contractuele termen”. (p. 111)

Wat hij echter over het hoofd ziet is dat het gedachtegoed van Hobbes, Rousseau en Rawls (Locke hoort in dit rijtje niet helemaal thuis), geenszins aan de basis ligt van het “universele” liberale ideaal van individuele rechten. Integendeel, deze denkers zijn ten diepste collectivistisch: zij zien geen enkele legitieme grens aan de rol van de staat in de maatschappij (Rawls houdt er zelfs een extreem gelijkheidsideaal  op na). Baudet is zich er blijkbaar niet van bewust dat er een andere traditie bestaat, die van het (klassiek) liberalisme en libertarisme, dat een heel ander idee heeft van “universele rechtvaardigheid” – niet gebaseerd op enig sociaal contract, maar op de onvervreemdbare rechten van het individu.

Libertariërs, die klassiek liberalisme bepleiten, zijn dan ook geen volgelingen van Rawls, zoals Baudet beweert (p. 304) – alle grote libertarische denkers, van Murray Rothbard tot Ayn Rand, Robert Nozick en Antony Flew, beschouwen Rawls, maar ook Hobbes en Rousseau, als aartsvijanden van vrijheid en natuurrecht.

Dit is van belang, want door deze omissie mist Baudet de werkelijke essentie van de “westerse” beschaving. Het unieke aan het “westerse” gedachtegoed, waar hij zo vaak op tamboereert, is dat het is gebaseerd op het liberale (en van oorsprong deels christelijke) idee van universele mensenrechten – en niet op de dictaten van een willekeurige leider, noch op de subjectieve culturele tradities van willekeurige staten of volkeren.

Dit liberale ideaal heeft niets te maken met misplaatste tolerantie voor fundamentalistisch-religieuze praktijken, zoals Baudet schijnt te denken. Integendeel – het stelt dat ieder individu, zonder uitzondering, zelfbeschikkingsrecht heeft. Dat geen enkel mens zich ondergeschikt hoeft te maken aan “tribale” of religieuze  verplichtingen – maar ook niet aan de dictaten die door de natiestaat worden opgelegd.

Redder van de westerse beschaving

Hoe weinig universeel-liberaal Baudet is, bewijst hij aan het einde van zijn boek, als hij gaat zemelen over hoe geweldig het is dat een land als Frankrijk zijn “cultureel erfgoed”, zoals zijn taal en kerken, beschermt, en dat kardinaal Richelieu (verdediger par excellence van de absolute monarchie!) in 1614 de Académie française oprichtte.

Baudet beschouwt zichzelf als redder van de “westerse beschaving” die met de ondergang wordt bedreigd. Dat is een mooi streven, maar als de “westerse beschaving”  iets (positiefs) inhoudt, dan is dat het universele ideaal van vrijheid en gelijke rechten, niet de culturele of historische tradities van Frankrijk of welk ander westers land dan ook.

Westerse natiestaten hebben, net als vele niet-westerse staten, de meest verwerpelijke misdaden gepleegd, van brute oorlogen tot imperialisme, kolonialisme, racisme, slavernij en slavenhandel, met als historisch dieptepunt de holocaust, waarvoor de natiestaat Duitsland, het land van de “Dichter und Denker”, met de hoogst opgeleide bevolking ter wereld, verantwoordelijk was. Met zijn verdediging van de westerse “democratische” natiestaat, right or wrong, sluit Baudet zijn ogen voor deze ongemakkelijke realiteit. Daarmee daalt hij af tot het niveau van nationalistische populisten en volksmenners.

De manier om de “westerse” idealen te redden is niet om terug te vallen op benepen nationalisme

Hij komt tot de volgende vaststelling aan het einde van zijn boek: “Een ‘nationale identiteit’ is noodzakelijkerwijs iets specifieks, en dat betekent impliciet dat bepaalde gedragspatronen of culturele gebruiken er geen deel van uitmaken. Een nationale identiteit veronderstelt kortom het maken van onderscheid, en dat is onvermijdelijk een vorm van discriminatie.” (p. 338)

Voor Baudet is dit iets positiefs. “Nationale loyaliteit is het gemeenschappelijke verankeringspunt van rechtsstaat en democratie”, schrijft hij, “en biedt een thuisgevoel waar nieuwkomers in kunnen worden opgenomen.” (p. 343).

Niets is minder waar: nationale loyaliteit (kijk naar Rusland, Hongarije, Polen, Turkije, Israël, China, de Verenigde Staten, Nazi-Duitsland, fascistisch Italië, nationalistisch Japan,  enzovoort) staat lijnrecht tegenover de rechtsstaat. (Democratie is een wat ingewikkelder verhaal.)

Baudet heeft zonder meer gelijk dat er fundamentele problemen zijn met instanties als de EU, die verworden is tot een gigantisch herverdelingsapparaat, dat zich grotendeels onttrekt aan democratische controle en een superstaat dreigt te worden die ons leven overheerst. En inderdaad, de “westerse” beschaving van recht en rede wordt bedreigd – door islamitische fundamentalisten, zeker, maar niet door hun alleen, ook bijvoorbeeld door de onwettige acties van de grootste westerse superstaat, de Verenigde Staten, die zich in de internationale arena niets aantrekt van recht en rede.

Maar de manier om de “westerse” idealen te redden is niet om terug te vallen op benepen nationalisme. Het zou mooi zijn als Thierry zijn nationalistische veren zou afschudden en het Forum voor Democratie zou leiden naar een ideaal van vrijheid, vrede en gelijke rechten voor elk mens. Dan zou hij tot een echte held kunnen uitgroeien.

0 Reacties

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*