Libertarisch schetsboek (10) – De Waardigheid Voorbij

Libertarisch schetsboek (10) – De Waardigheid Voorbij
24/07/2020 Karel Beckman

B.F. Skinners pleidooi voor een technocratische dictatuur van “cultural designers” begint al aardig werkelijkheid te worden in de corona-wereld.

B.F. Skinner, de bekende grondlegger van het Behaviorisme, wordt volgens Hans Achterhuis “naast Freud en Piaget tot de belangrijkste psychologen van deze eeuw gerekend”. Het feit dat Achterhuis, “Denker des Vaderlands”, bestrijder van “De Utopie van de Vrije Markt”, een fan is van Skinner, zegt eigenlijk wel alles over het intellectuele gehalte van onze gevestigde “denkers”.

Skinners bekendste werk heet Beyond Freedom and Dignity (1971) – de Vrijheid en Waardigheid voorbij – en die titel geeft precies aan wat het boek is: een keihard en openlijk pleidooi voor de afschaffing van vrijheid en waardigheid en de instelling van een technocratische, totalitaire dictatuur. Met het oog op de coronadictatuur waar wij in terecht zijn gekomen, leek het me wel toepasselijk om dit boek weer eens onder de aandacht te brengen.

Defenders of freedom

Skinner begint Beyond Freedom and Dignity met een apocalyptische noot. De wereld gaat “onherroepelijk” op een “catastrofe” af, schrijft hij. Die kan alleen worden voorkomen, als het menselijk gedrag radicaal verandert. Hoe?

Het probleem is volgens Skinner dat we een verkeerd mensbeeld hanteren. We schrijven ons gedrag toe aan iets dat we de “innerlijke mens” noemen, een autonoom wezen, met een vrije wil, die in staat is om ideeën te vormen, zichzelf doelen te stellen en zijn gedrag daar op af te stemmen. Skinner noemt deze zienswijze ‘vóórwetenschappelijk’ (‘prescientific’). Zijn eigen standpunt is uiteraard ‘scientific’. Een bekende truc van pseudo-wetenschappers. Karl Marx was er ook zo één.

Skinner beweert dat degenen die geloven in de “vrijheid” van menselijk gedrag – de “defenders of freedom”, zoals hij ze smalend noemt ‑ zich “geen vragen stellen” over wat er zich in het innerlijk van de mens afspeelt en de mens in feite beschouwen als een soort zwart gat waar van alles uitkomt, maar waar je niet in kunt kijken.

Flauwekul natuurlijk. Psychologen die ervan uitgaan dat de mens een “vrije wil” heeft ‑ in staat is om zich bewust te worden van wat er in zijn hoofd omgaat en om zelf ideeën te genereren en aan de hand daarvan zijn gedrag te beïnvloeden ‑ proberen uiteraard wel degelijk te ontdekken hoe het mogelijk is dat deze unieke capaciteit is ontstaan en hoe hij functioneert. Ze hebben alleen een andere verklaring dan Skinner.

Zoals de Amerikaanse filosoof Tibor Machan heeft opgemerkt: “…het idee dat vrije wil bestaat is op geen enkele manier in tegenspraak met de wetenschap. Vrije wil kan best een natuurlijk verschijnsel zijn, iets dat in de natuur ontstond met het ontstaan van menselijke wezens, die hersenen hebben waarmee ze kunnen nadenken en zich bewust kunnen zijn van hun eigen denkprocessen.” (Tibor R. Machan, Classical Individualism, London/New York, 1998, p. 23)

“Waarschijnlijk zaait er niemand in de lente om vervolgens in de herfst te kunnen oogsten … Men zaait in de lente als gevolg van meer nabije omstandigheden, waarvan de meeste worden bepaald door de sociale omgeving.”

Skinnner gelooft niet in het bestaan van een “autonome mens”. Wat er zich in iemands hoofd afspeelt is volgens hem geen oorzaak van gedrag, maar een gevolg, of liever gezegd een “neveneffect” (“by-product”). Volgens Skinner verschilt de mens niet van ieder ander object in de natuur en kan hij als zodanig “wetenschappelijk” worden bestudeerd. We “hoeven ons niet af te vragen wat de persoonlijkheid, de gemoedstoestanden, de gevoelens, de karaktereigenschappen, de plannen, doelstellingen, intenties en dergelijke van de autonome mens zijn om het menselijk gedrag wetenschappelijk te kunnen analyseren.”

Hoe komt gedrag dan tot stand? “Gedrag wordt gevormd en in stand gehouden door de gevolgen die het heeft,” schrijft Skinner. Die gevolgen noemt hij “reinforcers”, waarvan er “positieve” en “negatieve” zijn. Positieve “reinforcers” (prikkels) zijn “things that feel good” en negatieve zijn “things that feel bad”. Die prikkels zijn evolutionair tot stand gekomen. “Dingen zijn vermoedelijk goed (“positively reinforcing”) of slecht (“negatively reinforcing”) vanwege hun toevallige rol in de overleving van de soort.”

(Hoe zit het dan met iets als heroïne, dat goed voelt maar slecht voor ons is? Volgens Skinner is dat een “anomalie”. Wow.)

Vuilniszak

De vraag is dan: hoe hebben mensen geleerd om dingen te doen die niet onmiddellijk (op direct zintuiglijk niveau) “reinforcing” zijn? Skinners antwoord op deze vraag is verbijsterend. Volgens hem komt dit soort gedrag min of meer toevallig tot stand. “Waarschijnlijk,” schrijft hij, “zaait er niemand in de lente om vervolgens in de herfst te kunnen oogsten … Men zaait in de lente als gevolg van meer nabije omstandigheden, waarvan de meeste worden bepaald door de sociale omgeving.”

Volgens Skinner is een mens dus letterlijk niet in staat om een half jaar vooruit te denken! Om überhaupt vooruit te denken. Waarom zetten we de vuilniszak buiten? Niet omdat we beseffen dat hij de volgende dag wordt opgehaald. Dat zou betekenen dat we ons een beeld kunnen vormen van de toekomst en daar naar kunnen handelen. Skinner zou waarschijnlijk zeggen dat we het doen omdat het begint te stinken in keuken.

Nu kan hij ook moeilijk iets anders beweren, want dan zou hij moeten erkennen dat mensen in staat zijn om zich een beeld te vormen over de toekomst en daar naar te handelen, en dat zou de doodsteek zijn voor zijn hele theorie.

Een mens kan volgens Skinner uiteraard niet verantwoordelijk worden gehouden voor zijn gedrag. We kunnen geen moreel onderscheid maken tussen een Wiesenthal en een Mengele, een Jezus en een Hitler. Skinner vindt het onzin dat iemand waardering zou moeten krijgen voor wat hij heeft bereikt. Een morele notie als “waardigheid” is in Skinners optiek onzinnig.

Datzelfde geldt voor het “achterhaalde” begrip vrijheid. Skinner constateert wel dat het menselijk gedrag in de praktijk vaak een “streven naar vrijheid” laat zien. Dat heeft volgens hem een evolutionaire oorzaak:

“Het is mogelijk dat de genetische eigenschappen van de mens een dergelijke strijd voor vrijheid ondersteunen: als mensen negatief worden behandeld, hebben ze de neiging om agressief te reageren en om zich positief geprikkeld te voelen door het zien van schade die ze hebben aangericht. Beide neigingen moeten evolutionaire voordelen hebben gehad.”

Verdere details over dit evolutionaire proces krijgen we niet te horen.

Maar is het niet zo dat mensen ook vrij willen zijn omdat ze door vrijheidsidealen worden aangestoken? Werden de Amerikaanse revolutionairen niet geïnspireerd door John Locke en Thomas Paine? Nee, volgens Skinner hebben ideeën over vrijheid geen “objectieve status”. Wat wel “objectieve status” heeft is de “literature of freedom” zelf, dat wil zeggen, ik citeer: de “boeken, pamfletten, manifesten, toespraken en andere verbale producten …” Maar deze vrijheidsliteratuur “brengt geen filosofie van de vrijheid over; zij zet mensen aan tot handelen.”

Denk hier maar eens over na, ja. Een Maoïst uit de jaren zestig werd volgens Skinner niet geïnspireerd door de ideeën van Mao; nee, het Rode Boekje – het boekje zelf, het ding, het papier, de kaft – “zette” Maoïsten “aan tot handelen”. Stapeltjes gelijmd papier brengen mensen ertoe om een regering omver te werpen.

Slavernij

Nu is het uiteindelijk helemaal niet zo belangrijk hoe mensen bij hun vrijheidsidealen komen, want vrijheid is sowieso een illusie volgens Skinner. De vraag is volgens hem niet of gedrag wordt gestuurd, maar hoe dat gebeurt.

Vroeger was er bijvoorbeeld slavernij, maar in onze “zogenaamde vrije maatschappij” worden de arbeiders gestuurd door lonen en salarissen. Voor Skinner is er geen wezenlijk verschil.

De “verdedigers van de vrijheid” zijn echter zo naïef om niet in te willen zien dat sturing (“control”) van gedrag onvermijdelijk is. Doordat zij pleiten voor vrijheid, ondermijnen zij een efficiënte inrichting van de maatschappij.

“Het is mogelijk dat een vrijheidsliteratuur inspiratie zou kunnen vormen voor een dusdanig fanatieke weerstand tegen sturingspraktijken dat er een neurotische of zelfs psychotische reactie zou kunnen optreden”

Volgens Skinner moet de omgeving worden veranderd om de mens te veranderen: “Wat moet worden veranderd is niet de verantwoordelijkheid van de autonome mens, maar de omstandigheden, genetisch of voortkomend uit de omgeving, waarvan zijn gedrag een functie is.”

Dit moet gebeuren volgens wat hij noemt een “technology of behaviour”, die nergens in het boek wordt uitgelegd. “De methoden die we [!] gebruiken zijn die van de fysische en biologische technologie, maar we gebruiken ze op speciale manieren om het gedrag te beïnvloeden,” schrijft Skinner, maar hij vindt het blijkbaar niet nodig om aan de leken die zijn boek lezen uit te leggen om wat voor “methoden” en “speciale manieren” het gaat.

En inderdaad, waarom zou hij ook? Het is een raadsel waarom hij het überhaupt nodig heeft gevonden om zijn boek te schrijven! Waarom complexe ideeën proberen uit te leggen aan mensen die niet eens de functie van een zaadje kunnen doorgronden?

Radicaal individualisme

Wie gaat voor de sturing zorgen? Drie keer raden. Skinner benoemt de mensen die aan de knoppen zitten niet, maar hij heeft het wel steeds over “wij”. Op zeker moment komt hij op de proppen met niet nader omschreven “cultural designers” die blijkbaar anders dan de rest van de mensheid wèl zes maanden vooruit kunnen denken.

Skinner gaat wel uitgebreid in op de criteria op basis waarvan de cultuurontwerpers de maatschappij gezond moeten gaan maken. Zijn ideaal is “een optimale toestand van evenwicht waarin iedereen maximaal [positief] geprikkeld wordt”.

Een dergelijk “redelijk evenwicht” kan echter niet tot stand komen, waarschuwt Skinner, zolang “positieve lange-termijn-effecten worden genegeerd door een radicaal individualisme of libertarisme of zolang het evenwicht even radicaal de andere richting uitgaat door een uitbuitend systeem.”

“Leven, vrijheid en het streven naar geluk zijn basisrechten,” schrijft Skinner. “Maar het zijn de rechten van het individu en ze werden opgesteld in een tijd toen de literatuur van de vrijheid en waardigheid zich bezighield met de verheffing van het individu. Ze hebben slechts een beperkte relevantie voor het voorbestaan van een cultuur … Onze cultuur heeft de wetenschap en technologie geproduceerd die zij nodig heeft om zichzelf te redden. Maar als zij vrijheid en waardigheid als haar belangrijkste waarden blijft beschouwen, in plaats van haar eigen voortbestaan, dan is het mogelijk dat een andere cultuur [uiteindelijk] een grotere bijdrage aan de toekomst zal leveren.”

Wie denkt dat Skinners Brave New World een soort Luilekkerland wordt, komt overigens bedrogen uit. “Mensen die niks doen worden toeschouwers, die het serieuze gedrag van anderen bekijken, zoals in een Romeins circus of bij een voetbalwedstrijd of in het theater of de bioscoop … Dit soort gedrag draagt nauwelijks bij aan persoonlijke overleving of de overleving van een cultuur.”

U protesteert dat u graag naar voetbal wil kijken? U heeft er nog steeds niets van begrepen! Ik zal het Skinner nog één keer laten uitleggen:

 “Een ander soort oppositie tegen een nieuwe culturele inrichting kan als volgt worden verwoord: ‘Ik zou het niet leuk vinden’ … Het ontwerp van een nieuwe cultuur is onvermijdelijk een soort her-vorming, die vrijwel onvermijdelijk leidt tot een verandering in prikkels … Niet alleen zullen we geen reden meer hebben om mensen te bewonderen die lijden, gevaar trotseren of proberen om goed te zijn, het is mogelijk dat we ook weinig interesse meer zullen hebben in films of boeken over dit soort mensen. De kunst en literatuur van een nieuwe cultuur zullen over andere dingen gaan. Dit zijn enorme veranderingen en wij [!] besteden hier uiteraard veel aandacht aan. … ‘Ik zou het niet leuk vinden’ is de klacht van een individualist die zijn eigen gevoeligheid voor sturing aanvoert als een gevestigde waarde.”

Er is sowieso geen reden voor mensen om zich te beklagen over “sturing”, want wie er stuurt en wie er wordt gestuurd, maakt volgens Skinner feitelijk niets uit:

“De relatie tussen controleur en gecontroleerde is wederkerig. De wetenschapper … die het gedrag van een duif bestudeert … controleert de duif, maar we moeten ook de controle die de duif heeft over de wetenschapper niet vergeten.”

Zoals iets als “we moeten ook de controle van de concentratiekampgevangene over zijn bewaker niet vergeten”.

Skinner sluit niet uit dat een paar koppige individualisten zich blijven verzetten tegen zijn controle, maar daar weet hij wel raad mee.

“Het is mogelijk dat een vrijheidsliteratuur inspiratie zou kunnen vormen voor een dusdanig fanatieke weerstand tegen sturingspraktijken dat er een neurotische of zelfs psychotische reactie zou kunnen optreden. Er zijn tekenen van emotionele instabiliteit waarneembaar bij degenen die diepgaand beïnvloed zijn door deze literatuur.”

De implicatie is duidelijk: dwarsliggers gaan de psychiatrische inrichting in.

Je kunt denken, allemaal gelul van een gefrustreerde ideoloog. Maar ondertussen zijn al heel wat “cultural designers” aan het werk.

0 Reacties

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*