In een vrije samenleving zijn uitkeringen een recht

In een vrije samenleving zijn uitkeringen een recht
12/05/2020 Karel Beckman

Zijn er sociale uitkeringen in een vrije samenleving? Jazeker! En ze zijn beter geregeld dan in onze democratische verzorgingsstaat.

Ik was een tijdje terug bij een vriend die een volwassen zoon heeft met een stoornis waarvan ik de details achterwege zal laten. De zoon lag in de clinch met de overheid over zijn uitkeringsrechten. “Wat mij betreft hoeft hij helemaal niet te werken”, zei mijn vriend. “Maar dat ben jij natuurlijk niet met me eens.”

“Waarom zou ik het daar niet mee eens zijn”, vroeg ik?

“Omdat jij als libertariër vindt dat iedereen moet werken voor zijn geld”, antwoordde mijn vriend. “Of niet soms?”

Het was duidelijk dat hij het idee had dat zijn zoon, zonder de helpende hand van de overheid, aan zijn lot zou worden overgelaten. De meeste mensen denken dit.

Bedelstaf

Wat klopt er niet aan dit verhaal?

Om te beginnen betalen burgers in onze samenleving (verplicht) de premies en belastingen waarmee het sociale stelsel wordt bekostigd. We hebben een gedwongen collectief sociaal stelsel. Het is dus niet de overheid die voor ons zorgt. Wij zorgen voor onszelf. De overheid beheert het systeem: zij bepaalt wie hoeveel moet betalen en wie waarvoor in aanmerking komt.

Het grote verschil is dus niet dat er in een vrije samenleving geen verzekeringen zouden bestaan, maar dat ze vrijwillig worden geregeld, zonder tussenkomst van de staat.

Maar de meeste mensen vinden ongetwijfeld dat sociale verzekeringen beter door de staat kunnen worden geregeld dan door “de vrije markt”. Ze denken dat de sociale voorzieningen die de overheid in het leven heeft geroepen een recht zijn, terwijl wat je krijgt in een vrije samenleving, een gift is.

Dat is een misvatting. Mensen mogen dan denken dat ze in ons huidige sociale stelsel recht hebben op bepaalde uitkeringen, maar, ook al betalen ze zich blauw aan premies en belastingen, feit is dat niemand enig recht kan doen gelden op wat voor voorziening dan ook.

De politiek bepaalt immers op ieder willekeurig moment wat mensen aan uitkeringen ontvangen. Denk aan de AOW: wordt zomaar twee jaar uitgesteld. Heb je al die tijd premies voor betaald, en je denkt, ik krijg op mijn 65e AOW, maar het wordt je zo ontnomen. Je hebt geen enkel verweer, geen contract om op terug te vallen. Ook de hoogte van de AOW kan zo worden aangepast.

WW dan? Uitkeringen bij ziekte? Bijstand? We noemen dat “rechten”, maar de regels kunnen zo worden veranderd, eenzijdig, door de overheid. De bedragen kunnen worden gewijzigd maar ook de voorwaarden waarop je “recht” hebt op de voorziening. Je hebt dus nergens echt recht op – wat je krijgt is een gift van je politieke meesters.

De politici die het systeem beheren hoeven het geld dat door ons wordt betaald voor de collectieve verzekeringen daar niet eens aan te besteden. In de meeste landen zijn pensioenen “omslagstelsels” (de AOW is dat ook), waarbij verwacht wordt dat de komende generaties betalen voor de huidige. In de VS bijvoorbeeld betalen werknemers een premie voor “social security” (de Amerikaanse versie van de AOW), maar dat geld is al lang opgemaakt. Zelfs in een land als Duitsland is dat zo, en wordt de noodklok geluid over de toekomst van het pensioenstelsel.

Onderlinge verzekeringen

In een vrijwillig systeem daarentegen is er geen overheid of politiek die de regels maakt en zomaar kan veranderen. Er zijn verschillende mogelijkheden om sociale zekerheid op vrijwillige basis te regelen.

Ten eerste via particuliere, commerciële verzekeringen. Een verzekering is ook een collectief systeem, maar niet gedwongen. We verzekeren ons al voor veel zaken, dat kunnen we ook doen voor uitkeringen bij ziekte, werkloosheid, enzovoort, en voor pensioenen. Dat gebeurt nu deels al, maar het grootste deel van deze markt is gemonopoliseerd door de overheid.

Een andere manier is via “onderlinge” verzekeringen of verenigingen, dus in groepsverband. Dat kan in allerlei vormen: voordat de staat de sociale zekerheid ging regelen, had je “onderlinge waarborgmaatschappijen”, waarin bijvoorbeeld bepaalde beroepsgroepen zich verenigden. Je kunt ook denken aan coöperaties. En vakbonden niet te vergeten!

In Engeland bestonden in de 19e eeuw “friendly societies”, in de V.S. eveneens, daar werden ze “fraternal societies” genoemd, waarvan de leden elkaar financieel ondersteunden bij nood. (Ik weet niet of dit fenomeen in Nederland ook op deze manier bestond.) Het waren deels onderlinge verzekeringsmaatschappijen maar tegelijk ook echte verenigingen, waarin mensen daadwerkelijk bij elkaar kwamen. Ze werden vooral gevormd door arbeiders, en in de V.S. ook door etnische groeperingen (immigranten uit Europa en Afro-Amerikanen).

De omvang van deze beweging was enorm. In 1803 bestonden er in Engeland en Wales al bijna 10.000 “friendly societies” met 700.000 leden. In 1910, vlak voordat in Engeland de National Insurance Act werd ingevoerd, waarmee sociale verzekeringen voortaan door de staat werden geregeld, was het aantal leden opgelopen tot 6,6 miljoen, zo’n 20% van de totale bevolking.

In de V.S. behoorden in 1920 18 miljoen mensen tot “fraternal societies”, bijna 30% van alle volwassenen boven de 20. Een van de meest actieve groepen waren de Afro-Amerikanen: in 1904 waren er in de V.S. 8.000 Afro-Amerikaanse “societies” met 400.000 leden. Meer dan 90% van de Afro-Amerikaanse gezinnen had in die tijd een onderlinge levensverzekering.

Dat wil niet zeggen dat er nooit iets mis ging of gaat als regelingen vrijwillig zijn. Verenigingen kunnen fouten maken, verzekeringsmaatschappijen kunnen proberen er met de poen vandoor te gaan. Maar als verenigingslid of verzekerde kun je dan in ieder geval proberen via de rechter je recht te halen. In ons door de politiek geleide stelsel is dat niet mogelijk.

Ik beweer overigens niet dat er geen armoede was in de 19e eeuw. Het algemene welvaartsniveau lag in die tijd veel lager. Maar dat was altijd zo geweest: het overgrote deel van de bevolking in de wereld is altijd straatarm geweest. Pas in de 19e eeuw kwam hier, dankzij de industriële revolutie, geleidelijk verandering in. Dankzij voortdurende technologische vooruitgang hebben we sinds die tijd een veel hogere productiviteit weten te bereiken, waardoor we vele malen rijker zijn dan toen.

Dat is juist des te meer reden om ons systeem nu vrijwillig in te richten! We hebben de overheid niet nodig om voor de zwakkeren te zorgen.

Onderlinge verbondenheid

Toch kun je je afvragen, is er zoveel mis met het huidige systeem? De sociale voorzieningen zijn tenslotte vrij uitgebreid, ook al zijn het dan misschien geen vaststaande rechten, en ook al worden de spelregels af en toe veranderd.

Het antwoord is, ja, er is wel degelijk veel mis met het huidige gedwongen stelsel. Er zitten twee heel fundamentele problemen aan vast.

Het eerste probleem heeft te maken met de prikkels die het systeem geeft. De politici, die het systeem runnen, hebben de neiging om de voorzieningen zo uitgebreid mogelijk te maken. Op deze manier maken ze zichzelf populair (en onmisbaar) – en de kosten hoeven ze toch niet zelf te betalen. Die schuiven ze af op anderen, inclusief volgende generaties.

Dat betekent in eerste instantie groot feest. Veel mensen profiteren van de ruime regelingen. Ze worden ook gestimuleerd om er zoveel mogelijk gebruik van te maken. Iedereen betaalt er aan mee tenslotte.

Dit leidt tot steeds hogere kosten – en dus hogere belastingen, hogere staatsschulden, inflatie, economische stagnatie. Het typische patroon in alle “verzorgingsstaten”.

Op zeker moment beseffen de politici dat ze het systeem moeten hervormen. Ze nemen noodgedwongen maatregelen die gebruik van de voorzieningen moeten tegengaan (waar de zoon van mijn vriend mee te maken had). Maar die zijn niet populair. Ze leiden tot protesten, waardoor weer allerlei uitzonderingen worden gemaakt.

Zo neemt de bureaucratie en willekeur steeds verder toe zonder dat er ooit echt wordt hervormd. Enorme hoeveelheden geld worden “rondgepompt”, terwijl de werkloosheid toeneemt omdat bedrijven geen mensen kunnen aannemen vanwege de hoge kosten die met de sociale voorzieningen gepaard gaan. Pensioenen van de volgende generaties komen op losse schroeven te staan vanwege het potverteren van voorgaande generaties.

Dat is de toestand waarin veel landen nu zijn beland: het systeem is financieel onhoudbaar en disfunctioneel, maar hervorming is politiek onhaalbaar.

Daarnaast is er een sociaal en moreel probleem. In het huidige gedwongen stelsel zijn mensen elkaars vijanden. De uitkeringen van de één gaan ten koste van de ander. Wie niet meedoet is een dief van zijn eigen portemonnee. Vanwege de anonimiteit van het systeem is er geen sociale controle. Mensen proberen zichzelf zoveel mogelijk te verrijken. Dankbaarheid is ver te zoeken. Het idee dat je voor jezelf verantwoordelijk bent wordt ontmoedigd, maar van verbondenheid met anderen is ook geen sprake.

Daar komt bij dat de groepen die profiteren van het systeem niet noodzakelijkerwijs degenen zijn die de hulp het hardste nodig hebben. Juist de beter opgeleide en goed georganiseerde burgers zijn in staat om de weg te vinden in het bureaucratische doolhof en zorgen er wel voor dat zij niks tekort komen. Het meeste geld komt terecht bij mensen die het helemaal niet nodig hebben (zoals gesubsidieerde kunstenaars en gesubsidieerde bankiers).

Vrijwillige voorzieningen daarentegen stimuleren doelmatig  gebruik van middelen en onderlinge solidariteit. In een onderlinge vereniging heeft iedereen een aandeel in de algemene middelen. Dus zal iedereen er op willen toezien dat de middelen goed worden besteed aan mensen en zaken die echt nodig zijn.

Bij een verzekering kan contractueel worden vastgelegd wat de rechten en plichten van mensen zijn. De regelingen kunnen niet worden veranderd om tegemoet te komen aan eisen van kiezers of de willekeur van politici. Niemand hoeft zich gefrustreerd en bedreigd te voelen door anderen, de kosten blijven beperkt en mensen worden gestimuleerd om productief te zijn.

Utopieën bestaan niet, dus ook in zo’n situatie zullen er genoeg problemen overblijven. Er zullen altijd mensen zijn die “buiten de boot” vallen. Maar dat is nu niet anders. Mensen helpen zal altijd nodig blijven.

Het voordeel van een vrije samenleving is dat mensen worden gestimuleerd om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun leven, om samen met anderen oplossingen te zoeken voor de onzekerheden van het bestaan, en hun sociale voorzieningen net zo te regelen als ze nu allerlei andere zaken regelen.

Zo’n samenleving zal bevrijd zijn van de loden last van het gedwongen bureaucratische stelsel dat nu alle dynamiek smoort, waarin iedereen afhankelijk is van de luimen van de politiek, en sommige groepen profiteren ten koste van anderen.

In zo’n samenleving zijn sociale voorzieningen geen gift meer, maar voor iedereen een eerlijk verworven recht.

Noot

De gegevens over de “friendly societies” en “fraternal societies” in dit artikel zijn ontleend aan het boek “After the Welfare State”, Tom Palmer, ed., 2012, en aan The Voluntary City – Choice, Community and Civil Society”, David T. Beito, Peter Gordon en Alexander Tabarrok, eds., The Independent Institute, 2002.

Nuttig is ook Charles Murray, “In Our Hands: A Plan to Replace the Welfare State”, American Enterprise Institute, 2016. Murray schetst een ontluisterend beeld van hoe de verzorgingsstaat in de VS functioneert en ook hoe uitgebreid de voorzieningen waren die door vrijwillige organisaties werden geleverd voordat de verzorgingsstaat er was. Helaas trekt hij hieruit de merkwaardige conclusie dat de verzorgingsstaat moet worden vervangen door een basisinkomen. 

5 Reacties

  1. Richard 4 jaar geleden

    Deze Friendly Societies zorgden niet alleen voor onderlinge sociale bijstand middels uitkeringen, maar vaak ook voor begrafenissen voor de leden en hun gezinnen. Voorts waren er ook veregingen die daarnaast nog zaken regelden als periodieke medische controle, weduwe- en wezenpensioenen en renteloze leningen (onder bepaalde voorwaarden). Er waren zelfs veregingen die bejaardenwoningen in eigen beheer hadden. Indien een lid een ‘respectabele leeftijd’ had bereikt en niet meer in staat was om te werken, kon hij gebruik maken van zo’n woning.

    Let wel dat voor al deze zaken meer premie (lidgeld) moest worden afgedragen. Het was een keuze, maar ook gewoon beschikbaar voor ‘de arbeider’.

    Sommige verenigingen hanteerden ook het beleid dat niet-leden in uitzonderlijke gevallen geholpen werden middels een financiele bijdrage.

    Gezien het feit dat dit al mogelijk was in een tijd dat het welvaartsniveau een stuk lager lag dan vandaag de dag, moet dat nu zeker (en ook nog beter) kunnen.

    Daar staat wel tegenover dat het in die tijd makkelijker was om kapitaal op te bouwen. Er was geen sprake van geldontwaarding (dankzij fiatgeld) maar geld werd juist meer waard. En er waren geen kunstmatig lage rentenstanden, zoals nu het geval is. Dat maakte sparen voor de toekomst relatief een stuk eenvoudiger.

  2. Richard 4 jaar geleden

    Ter aanvulling op het artikel en mijn vorige reactie:

    https://wiki.mises.org/wiki/Friendly_society

    • Auteur
      Karel Beckman 4 jaar geleden

      Wow, wat een geweldige bron, ik kende de Mises Wiki pagina helemaal niet, hoewel ik al jaren Mises.org bezoek! Hartelijk dank!

  3. Ron 4 jaar geleden

    Het hele verhaal van de Friendly societies doet me een beetje denken aan de Broodfondsen die tegenwoordig worden opgezet door zzp’ers. Meestal van diverse pluimage, in groepen van een mannetje (en vrouwtje) of 30, zodat iedereen elkaar kent en elkaar zelfs kan gebruiken. Bij ziekte wordt er geld geschonken uit jouw spaarpot, maar die is wel persoonlijk. Dus als je er uit stapt, krijg je je geld terug.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*