Als je aan mensen vraagt wat zij zien als het grote probleem in de wereld, zullen de meesten inderdaad zeggen: ongelijkheid, in welvaart en “kansen”. En dat proberen ze te bestrijden: met herverdelingsmechanismen, belastingen, subsidies, regelgeving – dus inderdaad door de macht van de staat in te zetten. Dat is precies waar het volgens mij misgaat.
Wat over het hoofd wordt gezien is dat er twee vormen zijn van ongelijkheid in welvaart. Ten eerste is er ongelijkheid in welvaart die het gevolg is van verschillen in talent, ijver, en andere eigenschappen van mensen. Mensen zijn nu eenmaal niet hetzelfde. Sommigen zijn in staat zijn om succesvolle bedrijven uit de grond te stampen. Anderen hebben weer andere talenten. Er zijn ook mensen met minder talent of misschien minder ambitie. Hierdoor ontstaan in een vrije samenleving verschillen in beloning en “kansen”. Maar de grotere welvaart van de één gaat daarbij niet ten koste van de ander. Integendeel, de minder bekwame en minder ijverige mensen profiteren juist van het succes van hun meer talentvolle medeburgers, van de innovaties die door deze mensen tot stand worden gebracht, de diensten die zij leveren, de kennis die zij ontwikkelen. Ga maar na: waar ben je beter af, ongeacht je eigen talenten: in een maatschappij met veel productieve en talentvolle mensen of in een samenleving met weinig productieve en talentvolle mensen? En als je deze vorm van ongelijkheid wil bestrijden, dan kan dat alleen door de productieve en talentvolle mensen te beperken. Daar schiet niemand iets mee op.
Ongelijkheid in welvaart kan echter ook het gevolg zijn van verschillen in macht. Dat is een heel ander verhaal. In dat geval danken sommige mensen hun welvaart aan het feit dat ze in staat zijn om door hun macht anderen uit te buiten of te beroven, of zich middelen toe te eigenen, of regels uit te vaardigen die voor henzelf gunstig zijn of waar ze zichzelf niet aan hoeven te houden. Bij dit soort ongelijkheid gaat de welvaart van de één wel degelijk ten koste van de ander.
Wie de wereld ten goede wil veranderen zou zich moeten richten op het ongedaan maken van ongelijkheid in macht. Als iedereen zelfbeschikkingsrecht heeft en gelijkwaardig is voor de wet, kan iedereen een fatsoenlijk leven hebben, ondanks verschillen in welvaart.
Wie zich echter richt op het ongedaan maken van ongelijkheid in welvaart, straft ook de mensen die hun welvaart te danken hebben aan hun grotere productiviteit. Dat zal ten koste gaan van de groei van welvaart en productiviteit en dus ook ten koste van de mensen aan de onderkant van de samenleving.
Daar komt bij dat het doel, gelijkheid van welvaart, alleen kan worden bereikt door macht uit te oefenen. Iemand zal de gelijkheid moeten afdwingen, want die ontstaat niet vanzelf. Dat betekent dat er een ander soort ongelijkheid voor in de plaats komt: er ontstaat een groep die de macht heeft om gelijkheid af te dwingen en de rest van de bevolking. Met andere woorden: dictatuur, zoals we al vaak hebben gezien in de geschiedenis.
Ik ben ervan overtuigd dat het probleem voor de meeste mensen in de wereld niet is dat ze niet in staat zijn om zichzelf en hun naasten te onderhouden en hun eigen leven vorm te geven, maar dat ze hierin worden dwars gezeten door machthebbers en machtswillekeur.
Ik zou alle goedwillende, progressieve mensen dan ook willen oproepen om zich te richten op het bestrijden van machtsongelijkheid, niet op het bestrijden van welvaartsverschillen als zodanig.